zaterdag 23 februari 2013

Madison

De lesweken waren inmiddels al een tijdje bezig. Ik deed het uitstekend in de lessen, ik voelde dat ik snel leraar favoriet zou worden bij vele. Alles liep nog geheel volgens plan. Als die domme Hagrid binnenkort weg zou gaan, zou ik mijn kans grijpen om 'Candice' terug te stelen. Candice, waarom Candice, hij had mijn moord-monster Candice genoemd. Ik schudde de gedachte weg. Zodra ik haar weer in mijn handen had, zou ik haar verstoppen in de Geheime Kamer. Misschien een beetje cliché, maar er zou toch niemand kunnen komen. Hoeveel mensen spreken er nu Sisselspraak hier? Ik moest een van de weinige zijn, misschien zelfs wel de enige. Ik glipte het kasteel uit, ik was op weg naar het Verboden Bos. In het Verboden Bos wemelde het van de Acromantula's. Ik zou ze onderdruk gaan zetten met mijn Sisselspraak. Ik zou op ze inpraten, net zolang tot ze aan mijn kant stonden. Als ik de sterkste heks van deze tijd wilde worden, moest ik alles aan mijn kant krijgen. Ik moest macht krijgen. Er stond een sluwe grijns op mijn gezicht. Ik was zo verzonken in mijn gedachten dat ik even vergat op te letten. "Wat mot dat? Scheer je weg! Het Verboden Bos is verboden!" bulderde iemand. Geschrokken keek ik om. Hagrid. Hoe kon ik uit mijn concentratie zijn gevallen. Ik hield altijd alles in de gaten! Merlijns baard! Ik zette een onschuldige glimlach op en liep naar Hagrid. "Sorry, ik was gewoon nieuwsgierig" zei ik. Ik probeerde opgewekt en onschuldig te klinken. "Terug het kasteel in, het is bijna etenstijd." Hagrid liet me verder gewoon links liggen. Ik tuitte afkeurend mijn lippen, stak mijn neus in de lucht en liep ik terug naar binnen. Wat dacht die stomme reus wel niet! Woedend ging ik naar de meisjes wc op de eerste verdieping. Het was er stil en leeg. Zelfs Jammerende Jenny was er deze keer niet. Ik kon in alle rust even weg. Ik liep naar de wasbakken, streek met mijn hand over de kapotte kraan. Ik opende mijn mond en er ontsnapte een soort van gesis. Een gesis dat niemand zou begrijpen. Ik keek toe hoe de wasbak naar beneden zakte, hoe er een gat ontstond. Het gat was net groot genoeg voor een volwassen man. Aan het einde van het gat was de Geheime Kamer, die inmiddels niet meer zo geheim was als vroeger. Ik was niet bang om naar beneden te gaan. Ik was immers de erfgenaam van Zwadderich en de Basilisk was dood. Gedood door die nare Harry Potter. De jongen die mijn vader had vermoord! Ik ging op de rand van het gat zitten en liet mezelf voorzichtig naar beneden glijden. Ik had tijd voor mezelf nodig. Mijn hoofd leegmaken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten