zaterdag 23 juli 2011

Madison

Het gaf me een redelijk benauwd idee dat deze leerlingenkamer onder het Grote Meer lag. Hierdoor had het licht ook een groenige gloed. Ik zat op de zwart leren bank. Niemand had het in zijn of haar hoofd gehaald om naast me te gaan zitten. Maar goed ook. Afwezig keek ik naar Bill en Blake die toverschaak deden. Ze waren best goed. Ik vond het spel fascinerend. Ik was geen magische spelletjes gewend door mijn dreuzel opvoeding. Volgende zomer zou ik niet terug gaan naar het weeshuis. Ik zou in de Lekke Ketel gaan logeren. Of waar dan ook. Ik had familie, dat had ik nagezocht. Waarschijnlijk zouden zij mij niet kennen. "Maddy? Wil jij ook?" Sheryll hield me smekkies voor. Ik wees ze beleefd af. Maddy. Ik had tegen mijn 'groepje' gezegd dat ze me Maddy mochten noemen. Dat zou hun vertrouwen in mij vast vergroten. "Hé Bill. Laat mij dat eens doen." Zei ik en ik wees naar het toverschaak. Bill keek op van het spelletje. "Kun je dat wel?" vroeg hij. Ik keek hem vuil aan. "Onderschat me niet" siste ik. Ik hield er niet van als mensen me onderschatte. Bill ging van zijn plaats toen ik opstond. Ik liet me tegenover Blake op de groene fauteuil zakken. Er volgde een intens potje toverschaak van minstens een uur. Ik had al drie keer van Blake kunnen winnen, maar ik wilde hem in de war laten raken. Ik wilde dat hij helemaal vast zou komen te zitten. Ik zou dit potje eindigen met een meesterlijke zet. Er rolde een zweetdruppel over Blake's slaap. Hij twijfelde over wat hij moest doen. Hij zag dat hij geen kant meer op kon. Na enkele zetten was het potje uit en had ik, natuurlijk, gewonnen. Trots stond ik op. "Lindsay, Sheryll, kom. We gaan naar de slaapzaal." Zei ik. Lindsay en Sheryll stonden braaf op en liepen achter me aan, de trappen af naar de slaapzalen. De slaapzalen lagen nog dieper dan de leerlingenkamer zelf. De oude muren werden slecht verlicht door oude fakkels. Ze waren betoverd. Het licht was magisch. Ik opende de donkere eikenhouten deur naar de slaapzaal voor de eerstejaars meisjes. Het was zoals ik al verwachtte, donker. De hemelbedden hadden dikke groene gordijnen. Het hout van de bedden was zwart. De bedden waren allemaal al opgemaakt. Mijn blik schoot door de kamer opzoek naar het bed met mijn hutkoffer ervoor. Mijn bed stond naast het raam. Ik liep er langzaam naartoe. Het glas voelde koud toen ik mijn hand er op legde. We zaten echt onderwater. Ik zag iets in het wier bewegen. Een wierling schoot voorbij. Ik schrok, maar liet het niet merken. Ik schoof de gordijnen voor het raam snel dicht en ging op mijn bed zitten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten